Dialogen schrijven? Oefenen helpt

Pittige dialoog

Luisteren!!

Dialogen schrijven is een van de moeilijkste dingen om onder de knie te krijgen. Er zijn zoveel valkuilen die je moet vermijden. John Hewitt heeft tien oefeningen bedacht, van kleine observaties tot en met een oefening in herschrijven.  Niet geschikt voor ongeduldige schrijvers.

Wat je niet moet doen

  • hoogdravende taal gebruiken die een dialoog onnatuurlijk doet klinken.

“Het is echter niet de bedoeling dat je dergelijke bevindingen aan mijn echtgenote doorbrieft.”

  • Dialoog gebruiken als opvulling die de scene niet verder helpt en de personages niet uitdiept

“De zon schijnt.”
“Ja, heerlijk. Zullen we een fietstochtje maken?”
“Goed idee.”

  • Dialoog schrijven waarin het personage de zaakjes uitlegt, of informatie aan iemand geeft die eigenlijk voor het publiek bedoeld is.

“Het is maar goed dat Jack mij zojuist belde om te vertellen dat het feest niet doorgaat”.

  • De naam van de tegenspeler in dialoog gebruiken, om duidelijk te maken hoe hij heet. Niemand, behalve een tweedehandsauto-verkoper gebruikt jouw naam in een dialoog met jou.

“Ja Margreet, dat willen we allemaal wel”.
“Nee Kees, dat zie je verkeerd.”

  • Overmatig toevoegingen gebruiken zoals ‘schreeuwde hij’ of ‘fluisterde zij’ of erger nog: ‘deed hij een duit in het zakje’. Ze kunnen soms zinvol zijn maar meestal zijn ze storend.

“Waar ben je”, siste ze driftig tussen haar tanden.

Wat je wel  kunt doen

Wat je bijvoorbeeld wel kunt doen is luisteren, observeren, oefenen en nog eens oefenen

Hieronder volgen wat oefeningen om betere dialogen te leren schrijven. John Hewitt heeft er tien bedacht, van kleine observaties tot en met een oefening in herschrijven. Daar mag je rustig wat tijd voor uittrekken, want ze zijn beslist de moeite waard. Niet geschikt voor ongeduldige schrijvers.

Oefening 1

Schrijf gedurende de dag een paar zinnen op die je zelf zegt. Onderzoek je eigen spreekpatroon. Niet elk woord hoeft op papier, maar je zou kunnen ontdekken dat je minder zegt dan je denkt en dat je uitspraken verrassend kort zijn. Je merkt misschien ook dat je nauwelijks in volledige zinnen spreekt.

Oefening 2

Zoek een plek waar veel mensen samenkomen, bijvoorbeeld een restaurant, café, winkelcentrum, bus of trein en schrijf kleine fragmentjes van gesprekken op die je hoort. Probeer niet het hele gesprek te noteren, volg een kort gedeelte en ga dan door naar de volgende. Als je bang bent dat je verdacht overkomt, gebruik dan je smartphone of iPad om stiekem een stukje dialoog op te nemen. Dan lijkt het net alsof je druk aan het werk bent terwijl je je ondertussen aan afluisterpraktijken schuldig maakt. Maar het is voor de goede zaak.

Oefening 3

Probeer eens een paar verschillende reacties op dezelfde vraag te krijgen. Je bedenkt een vraag waarover iemand eventjes moet nadenken. Leg die vraag maar eens aan een aantal verschillende mensen voor. Vergelijk hun antwoorden. Niet zozeer inhoudelijk als wel qua woordgebruik. Schrijf ze zo snel mogelijk na thuiskomst op.

Oefening 4a

Bekijk een paar praatprogramma’s, comedies of dramaseries van televisie op ‘uitzending gemist’, zodat je ze rustig terug kunt kijken. Doe dat ook met een sportevenement, een documentaire en een nieuwsuitzending. Probeer alle dialoog die daarin voorkomt uit te schrijven. Alleen wat ze zeggen en hun naam erbij, verder niet. Vergelijk nu eens de dialogen die je genoteerd hebt. Let op begroetingen, beschrijvingen, hele zinnen, dialect of straattaal, stopwoordjes. Kijk maar eens hoe groot (of klein) de verschillen zijn naar gelang het format en de kwaliteit van het programma.

Oefening 4b

Herschrijf een of meer dialogen die je in oefening 4 hebt verzameld tot een stuk proza. Probeer de lijn van het programma zo nauwkeurig mogelijk te volgen. Je zult merken dat het lastig wordt om de hele dialoog erin op te nemen. Laat dus alle zinnen die je niet nodig hebt weg. Ga de inhoud van de dialoog niet veranderen, gebruik alleen wat je hebt verzameld. Het is niet nodig het hele programma te doen maar ga net zolang door totdat je er gevoel voor krijgt.

Oefening 4c

Nu ga je de dialoog uit oefening 4 opnieuw gebruiken, maar je gaat de scene zoveel mogelijk veranderen. De setting, de intenties van de deelnemers, de toon. Probeer te ontdekken hoe je dezelfde woorden een heel andere wending kunt geven.

Oefening 5

Schrijf een dialoog voor een scene zonder gebruik van toevoegingen. Schrijf het natuurlijke verloop van het gesprek op. Als je klaar bent voeg je wat beschrijvingen toe, maar niet ‘zei hij / schreeuwde zij of antwoordde hij’. In plaats daarvan probeer je de dialoog in de actie te verwerken als een logische opeenvolging van de uitspraken.
Ten slotte voeg je een paar keer toe wie wat zegt, maar alleen als het echt niet anders kan. Beperk het tot ‘zei / vroeg / vertelde’. Dit doe je alleen als er geen andere opties zijn. Kijk nu eens terug naar je eerdere dialoog en bekijk wat je bevalt of niet bevalt aan de veranderingen.

Oefening 6

Schrijf een scene waarin een persoon aan iemand anders een verhaal vertelt. Schrijf het op als een dialoog, niet alleen als een ik-verhaal, maar maak duidelijk dat de ene persoon vertelt en de andere luistert en soms een vraag stelt of commentaar geeft. De functie van deze scene is zowel het verhaal zelf als de manier waarop de luisteraar erop reageert.

Oefening 7

Schrijf een scene waarin een persoon luistert naar twee anderen die een woordenwisseling hebben. Bijvoorbeeld een kind dat luistert naar een ruzie van zijn ouders over geld. De derde persoon vertelt het verhaal en legt uit wat er aan de hand is, maar de andere twee leveren de complete dialoog. De derde persoon hoeft het niet helemaal te begrijpen. Miscommunicatie is een belangrijk element in dialoog.

Oefening 8

Schrijf een gesprek op tussen twee leugenaars. Geef alles wat ze zeggen een dubbele of driedubbele bodem. Vertel er niet bij dat deze twee aan het liegen zijn. Laat de lezer dat uitsluitend via de dialoog ontdekken. Doe het niet te opvallend, bijvoorbeeld door de een de ander van leugens te laten beschuldigen. Dat zou te gemakkelijk zijn.

Oefening 9

Schijf een gesprek op waarin niemand meer dan drie woorden tegelijk uitspreekt. Vermijd uitleg, gebruik je vertelling alleen om de scene aan te kleden, niet om de dialoog uit te leggen.

Oefening 10

Schrijf een verhaal of scene waarin verschillende personages een actieve rol in het gesprek vervullen. Dit kan een moeilijke klus zijn, omdat de lezer bij elk nieuw personage nog in de gaten moet hebben wat elk personage bezighoudt. Dat is vooral lastig als het gesprek door handeling wordt onderbroken en later wordt opgepakt. Probeer uit te vinden hoeveel personages je in de scene kunt opvoeren zonder het spoor volledig bijster te raken.

Tot slot

Wie vind jij meester van de dialoog? Van welke schrijver kunnen we dus veel leren op dit vlak? Reageer!

2 reacties op “Dialogen schrijven? Oefenen helpt

  1. Jeltje van Osenbruggen schreef:

    Toon Cortooms is een meester in dialogen

    Like

  2. Mehdi schreef:

    En wat is de correcte vorm van: “Ik zou het echt niet weten…,” mijmerde ze, “maar toch had ik de indruk dat er een reden was.”

    Like

Plaats een reactie