Vijf tips voor je historische roman

David Gillham

David Gillham

In een historische roman is de verhaalstof gebaseerd op waar gebeurde historische feiten en mensen die echt hebben bestaan. De verhouding tussen de feiten en het fictionele verhaal komt heel precies. Een historische roman is tenslotte geen biografie maar evenmin een fantasyverhaal..  Een historische roman is eerst en vooral fictie, zegt David Gillham, schrijver van City of Women. Hij geeft vijf tips voor schrijvers van historische romans.

De eerste tip noemt hij fictie = frictie. Welke eeuw je ook kiest, hoeveel onderzoek je ook doet, vergeet nooit en te nimmer dat je op de eerste plaats fictie schrijft en pas in tweede instantie historische fictie. Gillham bedoelt dat je moet denken aan actie & conflict die het verhaal voort moeten stuwen. De historische details verrijken het boek. Maar schrijf nooit over details omwille van de details. Het gaat je roman de kop kosten.

Geschiedenisles

De tweede tip komt misschien een beetje hard aan. Gillham zegt: geen geschiedenisles. Dat is pijnlijk, want over dit deel van de geschiedenis weet jij toevallig alles en de lezer waarschijnlijk niets. Het is dus verleidelijk om een paar alinea’s lang geschiedenisles te geven. Ook dat gaat je de kop kosten als je niet uitkijkt. Het is misschien nodig om je lezer te informeren, maar dat werkt het beste als de informatie als deel van de actie overkomt. En als je dan toch een paar lesjes moet geven, probeer ze dan een beetje te camoufleren.
“Toen ik City of Women schreef was ik me ervan bewust dat de meeste lezers niet bijzonder goed geïnformeerd waren over het verloop van de Tweede Wereldoorlog, vooral vanuit het perspectief van vrouwen in Berlijn. Dus toen ik historische uitleg nodig had probeerde ik die op een persoonlijke manier aan de personages vast te knopen. Ik liet ze reageren op de geschiedenislessen die vermomd waren als radio-uitzendingen. Een stukje dialoog met commentaar op een specifieke gebeurtenis dat meteen ook het karakter van het personage verduidelijkt. Op die manier krijgt de lezer de informatie die hij nodig heeft zonder dat het verhaal stopt,”aldus David.

feiten

Tip nummer drie gaat over research. Je hebt je huiswerk gedaan en een berg aan historische details over het bewuste tijdperk verzameld. De mode van die dagen. Het eten. Sociaal gedrag. Allemaal superinteressant, maar mogelijk interessanter voor jou dan voor je lezer. Zo is David zelf bijzonder geïnteresseerd in uniformen en had hij de neiging heel precies te beschrijven welke decoraties een bepaalde officier in het verhaal op zijn uniform droeg. Maar als hij zijn personage gewoon had laten stilstaan terwijl hij het eremetaal beschreef, zouden de lezers afhaken. “Nodig ze niet uit om een paar alinea’s over te slaan”, zegt David. “Ik integreerde de onderscheidingen in de actie door een van de gewone soldaten erop te laten reageren. Hij maakt een lijst met onderscheidingen en noemt ze op.” Gillham wil maar zeggen dat je geen historische plaatjes moet schilderen zonder ze deel te laten uitmaken van het verhaal.

baedeker reisgids berlijn

Omgeving

De vierde tip gaat ook over het integreren van setting en historische feiten. Je beschrijft de omgeving terwijl het verhaal zich daarbinnen afspeelt. Niet alleen het landschap beschrijven maar het landschap onderdeel laten zijn van de reis die het personage maakt. “Zelf hou ik van straatnaambordjes en namen van spoorlijnen,” zegt David. Toen hij City of Women schreef gebruikte hij een Baedeker Reisgids van Berlijn uit de twintiger jaren als blauwdruk. “Ik wist waar mijn personages woonden, hoe ze reden om bij hun werk te komen en dat gebruikte ik om het verhaal aan te kleden. Als mijn hoofdrolspeelster Sigrid in de Berlijnse metro wordt achtervolgd door een waakhond van de Gestapo, gebruik ik de namen van metrostations alsof de lezer zelf vanuit de metro voorbij ziet flitsen.”

 

Taal

Tip vijf: wees spaarzaam met taal en accent. Er komen veel Duitse woorden voor in de Engelstalige roman City of Women, maar David probeert woorden te vermijden die een (te) lange vertaling vragen. De basisregel is dat je buitenlandse woorden gebruikt voor het effect en dat je ze alleen gebruikt als de lezer wel zo’n beetje kan raden wat ze betekenen. Heb je toch meer uitleg nodig, schrap ze dan maar. Net als een 19e eeuwse beschrijving het verhaal lam kan leggen, kan een exotisch woord op de pagina dat ook. Ga dus ook je internationale hoofdrolspelers geen leuke buitenlandse woordjes in de mond leggen. Het leidt alleen maar af en geeft je dialoog een banaal smaakje. Je kunt het ritme en de melodie van een andere taal ook suggereren door de zinsstructuur in dialoog te manipuleren. Dat werkt beter dan een tekst vol met schuingedrukte buitenlandse woorden.

De informatie in dit artikel is afkomstig van Writers Digest 2012

De vertrouwelinge City of Women
x x

Neem je eerste versie niet te serieus [recensie]

– recensie door Janneke Heimweg –

De wil en de weg - Jan Brokken

Schrijver Jan Brokken wijst in het schrijfboek De wil en de weg. Over het schrijven van romans en verhalen, op de vele hindernissen die (beginnende) schrijvers moeten overwinnen, maar hij doet dit op stimulerende wijze. 
De lezer krijgt een reeks fundamentele tips over schrijven, maar ook over het schrijverschap en over de grillen van de schrijver (‘Schrijvers zijn geen gezellige mensen’). De schrijfdrang en -twijfels die worden beschreven, zijn voor iedere schrijver herkenbaar en daardoor geruststellend.

Brokken benoemt natuurlijk onderwerpen als: het begin, slot en spanningsboog. Maar ook lastigere zaken als hoe beschrijf je een spetterende seksscène en hoe zorg je voor humor in je verhaal (‘Het levert de mooiste literatuur op wanneer het komische en het tragische samenvallen’).

Structuur

Helaas zijn de hoofdstukken vrij lang, ik mis overzichtelijke tussenkopjes. De titels van de hoofdstukken zijn origineel maar erg onduidelijk. Zonder de bijbehorende ondertitel, zelfs onbegrijpelijk. Dit stoorde mij en leidt behoorlijk af van de werkelijke inhoud.

Als lezer hoef je de schrijftips echter niet klakkeloos aan te nemen. Enkelen zijn in mijn ogen vrij hard en stellig en zouden ter discussie kunnen staan.
Brokken beweert dat ‘boeken die niet gebaseerd zijn op een schema, weekdieren zijn’. Ik weet van schrijfcursussen dat diverse grote schrijvers zonder schema’s werken. Ook denkt Brokken dat ‘je nooit aan een verhaal moet beginnen als de laatste scène je niet scherp voor ogen staat’. Het lijkt hem dus kennelijk onwaarschijnlijk dat je je als schrijver kan laten verrassen en inspireren door je personages, die zo zelf het slot bepalen.

Schrijftips

Met oneliners als, ‘zonder te schrijven leef je oppervlakkiger’, ‘de grootste schrijvers hebben de meeste zelfkritiek’ en ‘de beste schrijver overwint met zijn ijver zijn onvermogen’ zullen de meeste schrijvers het eens zijn. Ook spreekt er hoop uit, nodig tijdens de mindere dagen.

De schrijftip die mij het meest is bijgebleven: ‘neem je eerste versie niet te serieus’. Brokken adviseert om de eerste versie van je manuscript als kladje te gebruiken en iedere volgende versie compleet opnieuw uit te typen, zodat je als schrijver alle emoties herbeleeft. Je zou kunnen denken dat deze tip in de alinea met omstreden schrijftips hoort, maar ik vond dit zo’n opmerkelijke (die aansluit bij de laatste oneliner hierboven) dat ik hem toch serieus neem.

Het deel over de personages, (innerlijke) monologen en dialogen vond ik ook erg interessant. ‘Alleen in gedachte zijn mensen zichzelf’. ‘Met de innerlijke monoloog daalt de schrijver tot diep in het onderbewuste af en toont de lezer de binnenkant van de mens, of nog meer, de binnenkant van het leven.’

Tot slot

Leerzaam en met passie geschreven. Een bevlogen schrijver die met zichtbaar plezier zijn kennis deelt. Zijn enthousiasme slaat over op de lezer, waardoor je meteen zin hebt om weer verder te schrijven.

Een aanrader dus voor iedereen die schrijft. Of je beginner bent of gevorderd, dit schrijfboek motiveert en laat je nadenken over alles wat met schrijven te maken heeft.

Jan Brokken De wil en de weg,  255 pagina’s,  Uitgeverij Augustus, november 2006     

Leuchtturm1917 ook in 2013 Made in Germany (filmpje)

Een degelijk Duits merk dat ook anno 2013 nog in Duitsland wordt gemaakt.

Filmpje!

Dozen vol met notitieboeken. Terwijl de rest van de wereld emails verzendt, zet Max Stürken zijn geld liever op papier.

Toen Kurt Stürken zes jaar geleden vernam wat zijn zoons van plan waren, dacht hij even dat er een draadje los zat. Notitieboeken in het digitale tijdperk? Hoe kan een drukkerij daar nu geld mee verdienen?

“Ik was heel sceptisch. De concurrentie was stevig. Het duurde zeker een tijd voordat we de markt veroverden, maar nu zitten we op het juiste spoor, het is veelbelovend.”

Max Stürken: “We houden van risico, maar alleen als we het ons kunnen veroorloven. Het is geweldig een nieuw concept te lanceren. Een ballon oplaten en hem dan zien opstijgen.”

De producten worden bij voorkeur in Duitsland gemaakt. Eind vorig jaar investeerde Leuchtturm nog een half miljoen euro in een nieuwe machine.

“Deze machine laat een belangrijke vooruitgang zien” , legt Axel Stürken uit. “We hebben er lang naar moeten zoeken maar nu kunnen we dus één keer ronde hoekjes maken”.

Marketing manager Philip Döbler van Leuchtturm vindt een notitieboek een soort visitekaartje. Het is iets heel persoonlijks. “Hoe meer mensen zich digitaal organiseren en afhankelijk zijn van email, hoe groter hun verlangen wordt om eens helemaal uit te loggen en 100% ‘analoog’ te werken. Met een pen. Op papier. Een notitieboek is een individuele expressie. Een intieme manier om te laten zien dat je denkt, dat je schrijft en dat jouw woorden het waard zijn vastgelegd te worden.”

Kies je eigen Leuchtturm in onze winkel! 

Paul Sebes ‘Bestseller’ is vooral reclame [recensie]

sterren4

‘Paul Sebes is de succesvolste literair agent van Nederland. Door hem opgeleide of ontdekte schrijvers vinden steevast onderdak bij voorname uitgeefhuizen.’

Met deze zin, waar ik overigens meteen jeuk van kreeg, start de flaptekst om vervolgens door te gaan met het ophemelen van de schrijver. Deze eerste zin geeft meteen goed de opmerkelijke toon van het boek weer.

Al in het voorwoord schoten mijn gevoelens over de toon van Paul Sebes heen en weer tussen: ‘wat een arrogante betweter’ en ‘wat een eerlijke gozer’. Gedurende het hele boek is deze tweestrijd aanwezig.
Na enkele hoofdstukken raakte ik hieraan gewend en lukte het me zijn sarcasme te waarderen en de humor van het geheel in te zien.

Reclame

Zoals de eerste zin van de flaptekst al doet vermoeden, is dit boek doorspekt met reclame voor Sebes en zijn literair agentschap. Hij geeft dit zelf toe, waardoor je hem als lezer ook weer vergeeft en het bovenstaande gevoel ‘wat een eerlijke gozer’ ontstaat.
De schrijver blijft de hoop op je debuut voeden en noemt terloops zijn debutantencursus weer eens. Je hoeft niet bang te zijn dat je vergeet wie en wat de auteur is, in elk hoofdstuk word je hieraan herinnerd.

Het boek leest vlot. Je krijgt een aantal goede schrijftips, maar ook vrij veel open deuren als ‘ken je decor en tijd’ en ‘schrijf een CV van je personages’.
Wel zinvol aan dit boek is te weten hoe de gang naar de uitgever verloopt en wat de valkuilen hierbij zijn. Achterin het boek staan voorbeelden van onder andere ‘proposals’ en brieven naar uitgeverijen van inmiddels gedebuteerde schrijvers.

Schrijftips

Een schrijfboekrecensie zou niet compleet zijn zonder de belangrijkste schrijftips. Sebes spoort je aan te schrijven vanuit een innerlijke noodzaak. ‘Ergens in je hoofd, in je lichaam moet iets zitten dat eruit moet’. Daarnaast wijst hij je erop dat je schaamteloos moet schrijven. ‘Het gebrek aan gene – of misschien beter: het overwinnen ervan – brengt datgene op papier wat de lezers zo graag willen zien.’
Ik maakte in dit boek kennis met de term ‘literaire meetlat’. Sebes raadt je aan je teksten hier langs te leggen en te kijken welke behandeling of kunstgrepen jij toepast op je tekst. ‘Een tekst wordt pas literair wanneer je er meer mee doet dan gewoon lukraak opschrijven.’

Als eindelijk je manuscript klaar is, vertelt Sebes wat je moet doen als je het verhaal opstuurt naar een uitgever. Wat mij logisch lijkt, maar wat het kennelijk niet is, ‘hou je aan de procedure van de uitgeverij bij het insturen van je manuscript’. Een efficiënte tip is, ‘stuur je manuscript op als het nog niet af is’. Vaak wil de uitgeverij toch alleen de eerste zoveel pagina’s hebben, in de wachttijd kun jij mooi doorschrijven.
Tevens schijnt het belangrijk te zijn geen ‘negatieven’ of ‘seizoenen’ in je (werk)titel te gebruiken. ‘Kies liever een positieve titel, die verkoopt beter. Ook al zijn er uitzonderingen’.

Wat mij opviel was dat Sebes aanraadt ‘zei hij’ te gebruiken in je dialogen. In de schrijfcursussen die ik gevolgd heb, werd dit juist afgeraden. Wat mij geleerd werd, was: laat aan het taalgebruik, of aan wat er gezegd wordt, zien wie het zegt en hoe diegene het zegt. Tegenstrijdig dus.

‘Achterop bij Sebes’

Tot slot nog even dit, Sebes heeft het slim aangepakt in dit boek. In de laatste hoofdstukken indoctrineert hij de lezer, hij omschrijft de toekomst van de debutant zo zwart – en hopeloos mogelijk. Je barst bijna in tranen uit en staat klaar om je computer het raam uit te smijten. En dan, tadaa, daar is de reddende engel: meneer Paul Sebes. Als je goed genoeg bent, neemt hij je bij de hand en helpt je in het wilde westen van uitgeversland. Net zoals, volgens de auteur, in een echt huwelijk.
Mooi gedaan, echter deze harde waarheid is wel even slikken. Sebes geeft zijn zelfingenomenheid direct toe in het desbetreffende hoofdstuk, waardoor je hem als lezer toch weer vergeeft.

Kortom, je leest veel zinnen om jou als beginner de put in te praten, veel reclame en zelfverheerlijking. Als je daar tegen kunt is dit een prima boek met goede schrijftips.

Paul Sebes, Bestseller. Wat Elke Beginnende Schrijver Moet Weten
Thomas Rap 2008
224 pag

Deze recensie werd geschreven door Janneke Heimweg

The End [Schrijverskast Slot]

writersplaza that's all folks

Door gastblogger Janneke Heimweg

 

Dit is mijn laatste gastblog voor Writersplaza.  Best jammer, al zeg ik het zelf, maar een weloverwogen keuze. Ik denk dat jullie inmiddels alles van mijn schrijfleven weten, dus doorgaan met bloggen zou betekenen dat ik in herhaling ga vallen.

Hoe het begon

Ruim een half jaar geleden werd ik gevraagd (ja, echt waar: gevraagd) om op de weblog van writersplaza te schrijven.
Met veel plezier heb ik geschreven over mijn schrijfleven, met in het bijzonder mijn worstelingen, kleine overwinningen en veel overpeinzingen en twijfels.

Sinds die eerste blog is er veel veranderd. Jullie hebben kunnen lezen over hoe ik van ‘zolderkamertjesschrijver’ ben opgebloeid naar gastblogster, schrijffeestjesganger en manuscriptschrijver. Ook heb ik een tijdje (boek)recensies geschreven.
Dit klinkt misschien heel basic, maar voor mij is het heel wat.
Kortom, ik heb veel geleerd. Misschien hebben jullie zelfs veranderingen in mijn blogstijl opgemerkt?

Schrijftip

Ik zal het bloggen gaan missen, want het is een goede schrijfmotor. Je blijft schrijven, ook als je even niet weet hoe je verder moet met je verhaal of manuscript.
Hé, dit lijkt zowaar op een schrijftip.
Eigenlijk is dat het ook. Ik raad je aan om zelf (mocht je dat niet al doen) ook te gaan bloggen. Op je eigen website, maar ook als gastblogger op schrijfsites of voor kunstencentra. Dit levert je naast schrijfuren en het ontdekken van je schrijfstijl ook naamsbekendheid op. Je leert schrijfmensen kennen, die vaak ook weer schrijftips geven.
Ook het schrijven van boekrecensies is erg leerzaam. Mooie bijkomstigheid is, dat je de boeken die je hiervoor leest, meestal, in je eigen boekenkast mag plaatsen en met een beetje geluk heb je zelfs een ‘meet en greet’ met schrijvers.

Wat ga ik hierna doen?

Voor Writersplaza mag ik enkele schrijfboeken recenseren, dus jullie zijn nog niet helemaal van mij af.
Voor mijzelf is er mijn manuscript. Op dit moment laat ik mij afleiden door schrijfwedstrijden en het leven. Mijn manuscript ligt te verstoffen, mijn hoofd blijft er wel aan denken, maar er wordt niet aan geschreven. Daar moet verandering in komen. Dus geen schrijfwedstrijden meer. De drang naar aandacht en wedstrijdspanning blijft aanwezig, het is al weer een tijd geleden dat er een verhaal van mij gepubliceerd werd, maar ik moet dit gevoel de kop indrukken. Mijn schrijffocus moet de komende tijd bij mijn manuscript liggen.
Daarna is hier in de stad weer het ‘Hendrik de Vries Stipendium’ waarop ik, net als in 2011, ga inschrijven. Wie weet dat ik mijn oeuvre naar behoren heb uitgebreid (dat was een vereiste van de jury, de vorige keer) en ben ik beter geworden met schrijven ten opzichte van twee jaar geleden.

En ooit, als ik alle winden mee heb, ligt mijn debuut in jouw boekwinkel om de hoek (een mens moet blijven dromen, niet waar?)

Bedankt voor het lezen. Wil je me blijven volgen: http://twitter.com/jannyanna

Janneke

Janneke

Boei het brein van de lezer. Hoe een goed verhaal werkt (4,slot)

In haar boek ‘Wired for Story‘ vertelt Lisa Cron hoe je de werking van het brein kunt gebruiken om lezers te boeien. Een paar dagen geleden  las je de inleiding, daarna maakten we je deelgenoot van  schrijftips 1 tot en met 5 . Vandaag maken we het zevental tips compleet.  – Nederlandse bewerking: Writersplaza

Hoe kun je zorgen dat je verhaal het brein van de lezer verovert? Het slot.

6. Geef ons conflict

We houden niet van conflict. Tenminste niet in het echte leven. Vanaf de kleuterschool doen we al ons best om met anderen op te schieten. Geen wonder dat conflict ons een ongemakkelijk gevoel geeft. Daardoor hebben veel schrijvers de neiging veel te aardig voor hun hoofdpersoon te zijn. In plaats van dat ze hem met harde hand in een netelige situatie brengen, sluipen ze er op hun tenen naar toe, en redden ‘m dan zo gauw mogelijk. Weersta die neiging!

Conflict is waar de lezers voor komen zodat ze kunnen meemaken wat ze in het echte leven angstvallig vermijden. Ze willen weten tot welke emotionele prijs ze zouden gaan om zo’n risico te nemen. En uiteindelijk wat ze ermee zouden winnen.

Wees dus gemeen tegen je hoofdpersoon. Stel hem bloot aan alle demonen die hem tegen kunnen houden. Niet alleen voor zijn eigen bestwil maar ook die van de lezer.

7. Het moet logisch in elkaar zitten

De hersens analyseren alles in termen van oorzaak en gevolg – we gaan er vanuit dat causaliteit het cement is van het universum. Dus als het verhaal geen logische oorzaak-gevolglijn heeft, weten de hersenen niet wat ze ermee aan moeten. Dit kan zelfs resulteren in lichamelijk ongemak, om nog te zwijgen over de enorme drang om het boek onmiddellijk uit het raam te keilen.

Maar het heeft ook een voordeel. Om je verhaal op de rails te houden is de mantra: als – dan – daarom. Als ik dit doe, dan gebeurt er dat. Daarom besluit ik dit. ALs ik me nog één keer ziekmeld (actie), dan word ik ontslagen (reactie), daarom kan ik maar beter uit bed komen (besluit).
Actie, reactie, besluit – dát houdt in het verhaal gaande. Van het begin tot het eind moet het verhaal een duidelijke oorzaak-gevolgketen volgen zodat we van elke actie de consequenties kunnen zien. Daarmee begrijpen we waar het verhaal toe leidt en dat stelt ons in staat ons gretig op de komende gebeurtenissen voor te bereiden. Kom maar op, dopamine, kom maar op, lezer!

 

(Bron: Lisa Cron – Wired for Story: The Writer’s Guide to Using Brain Science to Hook Readers from the Very First Sentence. Nederlandse bewerking: writersplaza)

Boei het brein van de lezer. Hoe een goed verhaal werkt (3)

Lisa Cron vertelt hoe je de kennis vanuit hersenonderzoek kunt gebruiken om een goed verhaal te schrijven. Eergisteren las je de inleiding, gisteren maakten we je deelgenoot van  tips 1 en 2 voor schrijvers. In totaal heeft ze er zeven voor ons in petto . 

Hoe kun je zorgen dat je verhaal het brein van de lezer verovert? Het vervolg.

3. Wijd ons in in het streven van de hoofdpersoon

Iedereen heeft een agenda. Jij, ik en elk zichzelf respecterend personage. We zijn er nu eenmaal op ingericht ergens naar te streven, en dat is maar goed ook. Zoals cognitief wetenschapper Steven Pinker zegt: ‘Zonder streven wordt alles zinloos’.
Daarom moeten we onmiddellijk de (verborgen) agenda van de protagonist leren kennen. Wat wil hij? Of nog belangrijker: waarom wil hij dat? En ten slotte, wat moet hij daarvoor overwinnen?
Waarom is dit zo belangrijk? Omdat alles wat er in het verhaal gebeurt betekenis en emotionele waarde krijgt naarmate het ‘m dichterbij zijn doel brengt of er juist verder vanaf. Als we niet weten wat hij nastreeft hebben we geen idee wat het allemaal te betekenen heeft en kan het ons weinig meer schelen wat er gebeurt.

4. Vertel alleen wat wij moeten weten

Onze zintuigen worden gebombardeerd met meer dan 11 miljoen stukjes informatie per seconde. Onze hersens selecteren razendsnel wat we nodig hebben en wat we zonder problemen kunnen negeren. Op die manier wordt 99,9% van de informatie domweg weggegooid.
Dit is bij verhalen ook het geval. Je lezer gaat er van nature vanuit dat alles wat hij leest ergens goed voor is. Dat betekent dat hij zelfs betekenis hecht aan losse elementen in je verhaal die er helemaal niet toe doen. Waarschijnlijk de verkeerde betekenis, omdat er gewoon geen juiste betekenis is. Je begrijpt waar dit toe leidt. De belangrijkste vaardigheid van een schrijver is dan ook ‘kill your darlings’, schrappen!

5. Geef ons specifieke informatie

We denken niet abstract. We denken in beelden. Als we het niet voor ons zien, kunnen we het niet meevoelen en gebeurt er dus niets. Bij het woord ‘liefde’ bijvoorbeeld ziet iedereen iets (iemand) anders voor zich. We bereiken het universele alleen door het specifieke. Daarom is detail zo belangrijk voor verhalen. Toch zijn er veel schrijvers die het vaag en algemeen houden zonder dat ze het doorhebben.
Wat dan bijvoorbeeld, vraag je. Neem een simpele zin als ‘Fred had een rotdag op zijn werk’. Een prima zin, behalve dat we geen idee hebben wat Fred een rotdag vindt, wat er gebeurd is, of zelfs niet wat voor werk Fred eigenlijk doet. Het is nogal een verschil of Fred minister is of stierenvechter. Wees specifiek. Doe de ogen-dichttest. Kun je het zien met je ogen dicht? Zo nee, dan kan de lezer het ook niet.

<< morgen de laatste twee schrijftips! >>
(Bron: Lisa Cron – Wired for Story: The Writer’s Guide to Using Brain Science to Hook Readers from the Very First Sentence. Nederlandse bewerking: writersplaza)

Boei het brein van de lezer. Hoe een goed verhaal werkt (2)

Hoe verhalen ons precies boeien legt Lisa Cron uit met behulp van de bevindingen in recent hersenonderzoek. Gisteren  las je de inleiding.  Aan schrijvers geeft ze zeven handzame tips. Hoe je verhaal het brein van je lezers het beste kan veroveren. Hieronder de eerste twee tips. De rest volgt.

 

1. Verras ons

Verrassing krijgt onze aandacht door onze verwachting te verloochenen. We zijn erop gericht onmiddellijk uit te vinden wat er gebeurt, om in te schatten of we geslagen of omhelst zullen worden. Zo werkt een verhaal ook. Meteen duidelijk maken dat het niet is wat het lijkt, vanaf de openingszin.
De lezer vraagt zich allereerst af: ‘Waar gaat het verhaal over?’. Met andere woorden: welk probleem moet de hoofdpersoon oplossen en wat moet hij of zij daarvoor overwinnen? Dit zgn ‘verhaalprobleem’ verklaart het streven en alle handelingen van de hoofdpersoon die zullen volgen. Dit is de rode draad van het verhaal waarmee lezers kunnen anticiperen op het vervolg. Zonder rode draad of verhaallijn wordt het maar een losse verzameling gebeurtenissen en dat kan erg saai worden.

 

2. Laat ons meevoelen

Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat de hersens eerder emotie dan ratio gebruiken om te onderscheiden wat belangrijk is en wat niet. Onze gevoelens – en niet onze logica – bepalen elke keuze die we maken. Geen wonder dat lezen en gevoel samengaan.
In een spannend verhaal gaat de lezer in het hoofd van de hoofdpersoon zitten en voelt wat deze voelt, verlangt wat deze verlangt en vreest wat deze vreest. De hoofdpersoon moet reageren op alles wat er gebeurt, zodat wij hem beter begrijpen. Daarin ligt het echte verhaal – weerspiegeld in het verschil tussen wat het personage zegt en wat hij werkelijk denkt.

>> morgen nog meer tips! <<

(Bron: Lisa Cron – Wired for Story: The Writer’s Guide to Using Brain Science to Hook Readers from the Very First Sentence.)

Boei het brein van de lezer. Hoe een goed verhaal werkt (1)

Hoe een goed verhaal het brein kan boeien

Het brein van de lezer

 

Verhalen zijn universeel, zegt schrijfdocente Lisa Cron in haar boek ‘Wired for story‘. Hoe verhalen ons precies boeien legt ze uit met behulp van de bevindingen in recent hersenonderzoek.

Aan schrijvers geeft ze op basis daarvan zeven handzame tips, daarover later meer.

 

Verhalen zijn universeel. In elke cultuur worden verhalen verteld. Geen wonder, want verhalen weten ons op een unieke manier te boeien.

En toch waren verhalen tot voor kort niet veel meer dan een prettig vermaak. Natuurlijk, dachten we, verhalen maken het leven aangenamer, maar ze spelen geen rol van betekenis als het op het echte overleven aankomt.

Fout gedacht!

Verhalen blijken juist cruciaal te zijn in het overleven. Al vanaf de oertijd. Dankzij de bouw van onze handen, met tegenoverliggende duimen, zijn we in staat ergens aan te hangen. Verhalen vertellen ons wáár we aan kunnen gaan hangen. Verhalen kunnen de toekomst verbeelden en ons voorbereiden op het onverwachte.

Voedsel dat goed smaakt willen we wel eten. Verhalen die ons vermaken willen we wel aandacht geven. De ontdekking van wát ons dan precies dat aangename gevoel geeft als we geboeid zijn door een verhaal, is een ware doorbraak voor schrijvers. Het is niet de taal of stijl, het zijn niet de kleurrijke personages, de realistische dialoog of beeldende omschrijvingen. Niets van dat al.

Nieuwsgierigheid is de truc.
Met andere woorden, het verlangen om te weten hoe het verdergaat. Dat aangename gevoel geeft in feite een stoot dopamine, onze neurologische beloning voor nieuwsgierigheid die ons aan de gang houdt totdat we het antwoord gevonden hebben.

Deze ontdekking ontketent een grote verandering voor schrijvers. Vooral als je bedenkt dat we er altijd vanuit gingen dat een verbaal begaafde schrijver de lezer met zijn schrijfstijl vanzelf kon boeien. Mooie taal staat ten dienste van het verhaal; het is echter het verhaal zelf dat het brein weet te boeien.

Dus laten we eens kijken hoe je verhaal het brein van je lezers het beste kan veroveren >> morgen verder!  <<

 

(Bron: Lisa Cron – Wired for Story: The Writer’s Guide to Using Brain Science to Hook Readers from the Very First Sentence.)

Met de billen bloot II [Schrijverskast 3]

Door gastblogger Janneke Heimweg

Met de billen bloot I  ging over mijn eerste ontmoeting met een gerenommeerd Nederlands literatuur schrijver, tijdens een hoorcollega van dewebschrijvers.nl.

webschrijvers logoIn deel II wil ik jullie vertellen over het laatste hoorcollege van die reeks, door Elle van Rijn. Omdat ik haar alleen ken als actrice in GTST had ik die nacht ervoor nog gauw haar laatste boek (‘De dag waarop ik Johannes Klein doodreed’) gelezen; indrukwekkend van opbouw met een jaloersmakend goed plot.
Dus ook vanmiddag klopt mijn hart vol verwachting.

Elle is een kleine, pittige vrouw. Terwijl haar laptop traag haar presentatie opent, stapt ze op haar stilettohakken heen en weer. Gelukkig ook bij haar enkele nerveuze trekjes dus zo blijkt ook Elle ‘gewoon’ mens te zijn.

De eerste oefening. Als een echte docente herhaalt ze de opdracht en wij verzekeren haar ervan dat we haar begrepen hebben. (Waarom het herhalen van de opdracht? Waarom moeten wij bevestigen dat we het snappen? Ervaring, ergens mee…?) Hier had bij mij dus al een belletje moeten gaan rinkelen.
Bij de bespreking blijkt ineens dat ik de opdracht totaal verkeerd begrepen heb (dus toch), gelukkig voor mij ben ik niet de enige stumper.
Ik moet zo meteen, als vierde, voorlezen. Mijn wangen worden alvast roze, zweet begint te prikken op mijn bovenlip, angstig hou ik in de gaten wanneer ik aan de beurt ben.

Ondertussen gaat Elle los in haar commentaar. Als een echte vrouw uit de Randstad geeft ze zonder gene en met luide stem haar mening.
Je moet weten dat wij, hier in het noorden, onze feedback altijd keurig beginnen met een compliment, we zorgen ervoor dat de schrijver zich op zijn gemak voelt. Daarna suggereren we wat er eventueel (maar je moet het zelf weten hoor, het is jouw verhaal) anders zou kunnen, om vervolgens de schrijver (en de rest van de groep) met een gelukzalig gevoel achter te laten.
Maar bij Elle gaat dit anders…

Het is mijn buurt.
Ik slik en begin te lezen, mijn stukje begint met ‘Hij schuifelt over het grindpad’…
‘Stop maar! Dit kan niet!, gilt Elle door de zaal, ‘ik zie het absoluut niet voor me wat je schrijft.’
Ik lach stompzinnig, ze maakt toch zeker een grap? Maar nee, Elle gaat al verder met mijn buurmancursist.
We zijn nog maar een kwartier bezig, dus dit keer geen tijd om uit te huilen.

Maar of ik nu daadwerkelijk zo veel geleerd heb deze middag? Er is wel eelt op mijn schrijfhart gekomen, wat misschien niet zo verkeerd is.

Meer lezen van Janneke Heimweg? Lees haar blog